Juridische misslagen en andere fouten in het vonnis d.d. 13 april 2010, als eindvonnis gewezen inzake V.N.I. Enschede B.V. en B.Th. Hofs.

Rechter: mr. E.W. de Groot

Juridische misslag 13

Ondanks de toezegging van de kantonrechter tijdens de comparitie van partijen, dat B.Th. Hofs nog een akte mocht uitbrengen ter reaktie op het door V.N.I. ter comparitie overgelegde tussenarrest d.d. 8 december 2009 m.b.t. de procedure V.N.I./Hofs jr. en ter becommentariëring van de op dat arrest reeds afgestemde berekening van V.N.I., heeft de kantonrechter zich aan deze toezegging niet gehouden door op 13 april 2010 bij vervroeging een eindvonnis te wijzen. Zij heeft zodoende geen rekening gehouden met het beginsel van recht op hoor en wederhoor en haar beslissingen gebaseerd op bescheiden, waarover B.Th. Hofs zich niet voldoende c.q. in het geheel niet heeft kunnen uitlaten. Door zo te handelen heeft zij wetsartikel 19 Rv. en artikel 6 EVRM geschonden. Van belang is daarbij bovendien, dat haar eindvonnis doorspekt is met verwijzingen naar en baseringen op het tussenarrest van het Hof d.d. 8 december 2009.

Juridische misslag 14

In r.o. 2.1 heeft de kantonrechter geoordeeld, dat er gelet op hetgeen bij tussenvonnis van 17 november 2009 is overwogen er bij de verdere beoordeling van uitgegaan dient te worden, dat de huurovereenkomst eerst is geëindigd op 16 september 2005, daarbij duidend op de opzegging van de bewindvoerder van Hofs sr. per fax d.d. 16 juni 2005, welk standpunt dus gezien haar benoeming als vaststaand feit van de opzegging door curator mr. Haafkes per 10 maart 2004 in eerdere vonnissen, de bewijsvoering zijdens de beide heren Hofs en met name van B.Th. Hofs in zijn akte d.d. 18 augustus 2009 en de verklaringen van V.N.I. zelf ten onrechte is gehandhaafd. Zoals reeds bij de benoeming van de juridische misslagen ter zake het tussenvonnis d.d. 17 november 2009 is gesteld, kan er na ontruiming van een pand bovendien geen sprake meer zijn van het voldoen aan de Algemene Bepalingen van een huurovereenkomst.

Juridische misslag 15

Ten onrechte heeft de kantonrechter onder r.o. 2.1 ook gesteld, dat wat er ook zij van de stelling van Hofs sr., dat de beëindigingsdatum van de huurovereenkomst op het moment van de ontruiming ligt, daarop in deze procedure niet meer kan worden teruggekomen, omdat zij bij tussenvonnis (bedoeld wordt het tussenvonnis van 17 november 2009) ter zake reeds een eindbeslissing heeft gegeven. De kantonrechter had echter wel degelijk op deze eindbeslissing kunnen terugkomen, daar de Hoge Raad heeft bepaald, dat dit mogelijk is zolang er nog geen eindvonnis dan wel eindarrest is gewezen. Dienaangaande vigeert de onderstaande jurisprudentie:

HR 5 januari 1996, NJ 1996, 597
HR 14 december 2001, NJ 2002, 57
Hr 15 september 2006, RvdW 2006, 855

Juridische misslag 16

In r.o. 2.3 stelt de kantonrechter ten onrechte, dat Hofs sr. heeft verzocht om de boete te matigen. Hofs sr. heeft namelijk noch in zijn produkties, die hij heeft overgelegd ter comparitie van partijen, noch tijdens de zitting zelf om een matiging verzocht. Dit zou immers zeer onlogisch zijn geweest, nu zijn betoog nu juist steeds is geweest, dat V.N.I. in haar berekeningen ten onrechte is uitgegaan van een boete van 24% samengestelde rente per jaar in plaats van een boete van 2% per maand over te laat betaalde huurpenningen.

Juridische misslag 17

Een werkelijk bizarre uitspraak van de kantonrechter in r.o. 2.3 is, dat de door V.N.I. gevorderde boete (dus van € 604.321.86) dient als prikkel tot nakoming van de huurbetalingen, terwijl de term kanonschot beter op zijn plaats was geweest. De kantonrechter komt tenslotte door een matiging (van 98,5 % !!) uit op een bedrag van € 15.000,--, dit op grond van artikel 6:94 lid 1 BW, terwijl het bedrag ingevolge artikel 14.2 van de Algemene Bepalingen max. € 183,95 per maand zou kunnen bedragen en per jaar dus een bedrag van 12 x € 183,95 = € 2.207,40.

Juridische misslag 18

De kantonrechter heeft verzuimd in haar vonnis aandacht te besteden aan de zeer belangrijke vaststaande feiten, die door Hofs sr. met name in zijn produkties 40 en 41 ter comparitie van partijen zijn benoemd en welke op geen enkel punt strijdig zijn met de wet en de geldende rechtsregels. Enkele feiten, zoals genoemd in produktie 41:

  • V.N.I. is na de ontruiming ongerechtvaardigd verrijkt met een bedrag van € 45.299,10.
  • In de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst is onder het hoofdstuk Bijzondere bepalingen (9.1 BTW-clausule) opgenomen, dat een huurder na ontruiming geen B.T.W. meer aan de verhuurder verschuldigd is. Deze B.T.W. is V.N.I. in haar “huurnota’s” na ontruiming toch gewoon blijven berekenen.
  • In de maandelijkse betalingen was een bedrag aan koopcomponent van € 1.344,30, excl. B.T.W. , opgenomen, welke berekening als bijlage 1 was bijgesloten.
  • Er dienden nog verrekeningen plaats te vinden betreffende een niet gecrediteerde roldeur, achtergebleven vloerbedekking en betalingen die Xenon op 28 april en 13 juni 2003 heeft verricht, welke betalingen V.N.I. ook zelf heeft aangegeven in haar als produkties 24 en 25 overgelegde berekeningen bij haar Conclusie van Repliek d.d. 12 december 2008.
  • De Huurovereenkomst Kantoorruimte d.d. 14 maart 2002 vermeldt onder het kopje Parkeren (par. 9.3), dat huurder jegens verhuurder geen recht zal kunnen doen gelden, indien huurder incidenteel geen gebruik kan maken van alle door hem gehuurde parkeerplaatsen. Het is evident, dat na de ontruiming van het pand c.q. de rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst het bedrijf helemaal geen gebruik meer heeft kunnen maken van de parkeerplaatsen en dientengevolge ook niet meer verplicht was het bedrag van € 3.000,-- per jaar excl. B.T.W. aan V.N.I. te betalen.
  • In de periode 4 december 2003 t/m 25 februari 2004 is het totale bedrag van € 9.197,-- per maand door de opvolger van Xenon Webstore B.V., zijnde Xenon B.V. die het pand t/m 25 februari 2004 met goedkeuring van de curator heeft gebruikt, aan de failliete boedel betaald, hetgeen door de curator aan V.N.I. is afgedragen. B.Th. Hofs heeft verwezen naar hetgeen mr. Haafkes daaromtrent in diverse brieven heeft geschreven, waarbij hij deze brieven en een deel van de inhoud heeft vermeld.
  • V.N.I. heeft verzuimd een creditnota d.d. 16 juni 2003 ten bedrage van € 1.943,33 (met de wettelijke rente) ten gunste van Hofs sr. te verrekenen.

Juridische misslag 19

De kantonrechter heeft ten onrechte de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.835,99 als bedoeld in wetsartikel 6:96 BW lid 2 aan V.N.I. toegewezen. V.N.I. heeft immers nagelaten te stellen en te specificeren, dat deze kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 237 Rv. bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. In het bijzonder heeft V.N.I. geen specificatie gegeven die bestaat uit een omschrijving van de verrichtingen, het daarmede gemoeide aantal uren en het gehanteerde uurtarief.

Tenslotte

De veroordelingen van de kantonrechter, zoals uitgesproken onder 3. Beslissing van haar eindvonnis zijn dus ten gronde onjuist, omdat zij hun basis hebben in tal van juridische misslagen in dit vonnis en in de voorafgaande tussenvonnissen.
In het arrest d.d. 2 oktober 2012 van het gerechtshof te Arnhem zijn zowel de tussenvonnissen d.d. 19 mei 2009 en d.d. 17 november 2009 vernietigd, alsook het eindvonnis d.d. 13 april 2010, dit met veroordeling van V.N.I. tot de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.