Wetschendingen inzake een tussenvonnis d.d. 17 november 2009 in een zaak tussen V.N.I. Enschede B.V. en B.Th. Hofs, gewezen door kantonrechter mr. E.W. de Groot:
Wetsschending 5
In r.o. 2.3 doet de kantonrechter de wetsartikelen 7:201 BW en 7:203 BW geweld aan door te stellen, dat Hofs sr. gehouden is de huurtermijnen tot 16 september 2005 te betalen.
Ingevolge wetsartikel 7:201 BW kan men na ontruiming van een pand echter niet meer spreken over huurbetalingen. Eventueel kan er wel sprake zijn van toewijzing van een schadevergoeding ter hoogte van de gederfde huurpenningen, zo dit een eis in de betreffende dagvaarding is, zoals in het onderhavige geval inderdaad het geval was.
Wetsartikel 7:203 BW geeft aan, dat de verhuurder verplicht is de zaak ter beschikking van de huurder te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is, waarvan na een ontruiming uiteraard geen sprake meer is.
Inzake het boven gestelde is van belang, dat de kantonrechter ervan op de hoogte was, dat het pand op 25 februari 2004 was ontruimd en door het inleveren van de sleutels geheel en al ter beschikking van V.N.I. stond.
Wetsschending 6
In r.o. 2.4 doet zij de wet geweld aan door te miskennen, dat er reeds veel eerder rechtsgeldig een einde aan de huurovereenkomst is gekomen dan door opzegging van de bewindvoerder op 16 juni 2005. In zowel zijn Conclusie van Dupliek van 3 februari 2009 onder het kopje Rechtsgeldige beëindiging van het huurcontract onder de punten 24 t/m 41 als in zijn Akte d.d. 18 augustus 2009, waarin B.Th. Hofs onder punt 36 h) verwijst naar zijn betoog in de CvD, is gemotiveerd en met documenten onderbouwd primair door hem bewezen, dat de huurovereenkomst tussen partijen reeds rechtsgeldig is beëindigd op 25 februari 2004 en subsidiair, dat de huurovereenkomst voor het bedrijfspand op 10 december 2003 per 10 maart 2004 rechtsgeldig is opgezegd door curator mr. Haafkes, welke feiten nota bene meerdere malen door zowel de kantonrechter als door het Hof als vaststaande feiten zijn geduid!
Het is werkelijk volslagen onbegrijpelijk, ten gronde foutief en opvallend partijdig ten gunste van V.N.I., dat de kantonrechter gegeven de werkelijke situatie toch durft te stellen, dat de door B.Th. Hofs gestelde feiten m.b.t. de ontruiming niet tot rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst hebben geleid en dat zijn verweer wordt gepasseerd.