Verder inzake het kortgeding.

Hij vindt, dat ik van alles uit het verleden aanhaal, dit zonder duidelijk te maken waarom ik dat doe. Hoor wie het zegt! Zijn volgende 10 bladzijden gaan vrijwel alleen maar over het verleden en zijn beschouwingen hebben bovendien helemaal niets met mijn vordering inzake de onverschuldigde betaling te maken, maar staan wel weer vol met leugens, verdraaiingen en onzinnigheden, zoals te doen gebruikelijk bij dit soort advocaten.

Onder punt 24 stelt hij eerst toch maar weer, dat er geen sprake is van opgewekt vertrouwen inzake het terugbetalen/verrekenen van de door ons ten onrechte betaalde rente. Tevens stelt hij, dat die vordering als verjaard is beoordeeld, hetgeen juist is, maar niets verandert aan de toezegging zijdens ING door de heer S, die van die verjaring op de hoogte was.

Onder punt 25 stelt hij wederom, dat het separatisme van ING met betrekking tot de schuldsanering van belang was, alsook hij wederom beweert, dat art. 6:89 BW en de artikelen 12 en 13 van de Algemene Voorwaarden van toepassing waren.

Eindelijk geeft mr. J. toe, dat onze vorderingen niet inhoudelijk behandeld zijn, hetgeen jarenlang door de juridische afd. van ING is beweerd, alsook in een later stadium door de afd. Achterstanden en zelf door mr. J. zelf in meerdere e-mails. Maar dat vindt hij niet van belang, omdat de vorderingen in ieder geval vanwege verjaring zijn afgewezen en dus nooit zijn vastgesteld, daarbij over het hoofd ziend, dat het de keus van ING zelf was alleen te gaan voor beoordeling op verjaring en rechtsverlies. Mr. J. meent dus, dat die vorderingen daarom in rook zijn opgegaan en wij nooit schade hebben geleden.

Bevestiging daaromtrent door ING

In haar conclusie van antwoord van 20 februari 2013:

-    Onder punt 4.3 stelt ING inzake vordering I, dat nu de schade door ING kennelijk is veroorzaakt rond de totstandkoming van de kredietovereenkomst er niet anders kan worden geoordeeld dan dat deze verplichting tot schadevergoeding al sinds 2007/2008 is verjaard.

-    Onder punt 4.33 stelt ING, dat Hofs c.s. aan vordering II dezelfde feiten en stellingen ten grondslag hebben gelegd als aan vordering I en trekt onder punt 4.34 de conclusie, dat daarom ook deze vordering is verjaard. Zij voegt daar nog aan toe, dat deze schade is ontstaan tussen 17 september 2002 en 1 maart 2005 en daarmee tussen 17 september 2007 en 1 maart 2010 is verjaard.

-    Inzake vordering III stelt ING onder punt 4.39, dat deze immateriële schade is ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling en daarom op 23 juli 2012 is verjaard, omdat deze regeling is beëindigd op 23 juli 2007.

-    Onder punt 4.47 stelt ING dat de schade inzake vordering IV is ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling en daarom eveneens is verjaard op 23 juli 2012.

-    Onder punt 4.52 stelt ING, dit nadat zij heeft gesteld, dat die vordering niet is onderbouwd, hetgeen dus onjuist was, dat ook deze vordering op 23 juli 2012 is verjaard, althans dat er sprake is van rechtsverlies.

-    Onder punt 4.57 stelt ING, dat vordering VI betrekking heeft op rente en kosten, die ING tussen 1 maart 2005 en 23 juli 2007 van de rekening-courant-rekening van Hofs c.s. heeft afgeboekt. Vervolgens stelt zij onder punt 4.58, dat nu deze schade vóór 23 juli 2007 is ontstaan ook hier sprake is van verjaring.

-    Verbazing wekt, dat ING even verderop stelt, dat deze schade heeft te maken met de aangezegde executieveiling, terwijl het leningsrente betreft, die op grond van art. 303 lid 1 Fw. ten onrechte bij Hofs c.s. tijdens de schuldsaneringsperiode in rekening is gebracht.

In haar Antwoordakte van 18 september 2013:

-    Onder 2.3 van deze akte stelt de bank dat het aan de vorderingen I t/m VII ten grondslag gelegde onrechtmatig handelen c.q. de gestelde tekortkomingen allemaal hebben plaatsgehad in 2002 en 2003.

-    Onder 2.6 heeft ING opgemerkt "Kortom, het moet ervoor gehouden worden dat Hofs c.s. reeds in 2002 en 2003 - of kort daarna - bekend waren met de geleden schade" en "Feit is in ieder geval dat Hofs c.s. in 2002 en 2003 bekend geacht moeten worden met de schade".

-    Onder 2.11 heeft ING gesteld: "Hofs c.s. waren kortom bekend met de schade in de zin van art. 3:310 BW".

In haar Memorie van antwoord d.d. 18 november 2014:

-    Onder punt 4.40 stelt ING Bank, dat de rechtbank in verband met de schade terecht gewezen heeft op art. 3:317 lid 1 BW, waarbij ING de toelichting geeft, dat dit artikel wel degelijk mede van toepassing is op een vordering tot schadevergoeding, omdat een vordering tot schadevergoeding ook een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis is.

-    Onder 4.49 stelt ING Bank: "Uit de producties en de uitgebreide uiteenzetting van Hofs c.s. blijkt, dat zij reeds in 2002/2003, althans kort daarna, een duidelijke mening hadden over de handelwijze van ING en bekend waren met de schade, alsmede met de daarvoor aansprakelijke persoon, één en ander in de zin van art. 3:310 BW."

-    Onder 4.52 heeft ING Bank gesteld: "Of Hofs c.s. wisten of juist niet wisten dat zij een vordering tot schadevergoeding konden instellen is vanwege het leerstuk van rechtsdwaling niet van belang voor de verjaringstermijn."- Onder  4.54 heeft ING Bank gesteld: "Derhalve moet het ervoor gehouden worden, dat Hofs c.s. reeds in 2002/2003 - of kort daarna - bekend waren met de geleden schade Absolute zekerheid over de schade is in dat kader niet vereist. Voldoende was dat Hofs c.s. een rechtsvordering konden instellen."

 Bevestiging schade door het Hof

-    Het gerechtshof heeft in r.o. 3.5 van het arrest van 13 oktober 2015 gesteld dat het meest verstrekkende verweer van ING Bank luidt dat de vorderingen I t/m VII zijn verjaard, waaraan is toegevoegd dat ING Bank daartoe heeft aangevoerd dat tussen partijen is gecorrespondeerd en geprocedeerd over dwaling en misbruik van omstandigheden, maar dat Hofs c.s. zich tot de brief van 17 oktober 2012 niet hebben beroepen op onrechtmatig handelen of wanprestatie zijdens ING Bank.
 
-     In r.o. 3.7 stelt het Hof met betrekking tot vordering I, dat Hofs c.s. alleen hebben gesteld, dat toen zij op 1 maart 2005 in het bezit kwamen van de door hen op 3 september 2002 getekende acceptatiekopie toen pas volledig inzicht kregen in de foutieve handelwijze van ING inzake de inhoud van de kredietovereenkomst en de hypotheekakte. Vervolgens stelt het Hof, dat zij toen in ieder geval volledig bekend waren met het door hen gewraakte handelen van ING, dat het ervoor gehouden moet worden, dat zij toen tevens bekend waren met de schade die daardoor voor hen was ontstaan, dat Hofs c.s. vanaf dat moment dus in staat waren een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen en de verjaringstermijn van vordering I toen in elk geval is gaan lopen.

-     Tevens stelt het Hof in deze rechtsoverweging, dat de vorderingen II t/m VI zien op schade, die in de periode tot 23 juli 2007 is ontstaan en als uitvloeisel geldt van hetzelfde gestelde onrechtmatige handelen van ING en dat Hofs c.s. op deze laatst genoemde datum, zijnde dus 23 juli 2007, met deze schade en de daarvoor aansprakelijke persoon (ING) bekend waren, zodat de verjaringstermijn inzake deze vorderingen toen ook is gaan lopen

-    In r.o. 3.8 spreekt het Hof over de verjaring van een vordering tot nakoming van een verbintenis, waaraan het toevoegt, dat het in dit geval een verbintenis tot vergoeding van schade en in r.o. 3.13 spreekt het Hof in verband met onze vordering wederom over een verbintenis tot schadevergoeding zijdens ING Bank.

 Een dergelijke advocaat is echt niet serieus te nemen !!

Gonnie Akkermans